Over ons

Onze familie is eigenaar van een landgoed aan zee, gelegen middenin de duinen omringd door natuur, genaamd 't Waetermeschien. Dit 8 ha grote landgoed was voorheen een waterwingebied waar in het waterpompstation water uit de duinen werd opgepompt en gebruikt als drinkwater voor de bewoners van ZW Walcheren. De mooi opgeknapte machinehal is gerenoveerd en omgeturnd tot woning voor onszelf en de kinderen. In hetzelfde gebouw hebben we een luxe moderne zelfstandige studio gecreëerd voor verhuur aan 2 personen. Ook een gerenoveerde arbeiders woning op het landgoed wordt verhuurd door Paulien met een bezetting van maximaal 6 personen. Wij verwelkomen u graag op ons landgoed. Ik ben uw gastvrouw en verzorg eventueel een ontbijt, een maaltijd of bereid een verse picknick mand voor u. Allemaal te bestellen op ons roomservice menu. Daarnaast draag ik de zorg voor een schone kamers, verzorg de tuin en de biologische moes- en fruittuin, waar u ook van kunt meegenieten. Sinds 2017 verhuren wij ook onze vorige woning in de wijk Dishoek, op 5 minuten loopafstand, genaamd Weizicht voor 8 personen en een naastgelegen appartement Weizicht voor 2 tot 4 personen 

Informatie

De geschiedenis van het pompstation Biggekerke

In de duinen van Dishoek ligt een pompstation voor de distributie van duinwater. Het gebouw heeft in de loop der tijden vele namen gekregen zoals ’t Watermesjien, Pompstation Dishoek en thans heet het officieel Opjager Biggekerke. In 1996 heeft de N.V. Delta Nutsbedrijven het terrein en de gebouwen afgestoten. De reden hiervoor is dat de aanleg van een nieuwe leiding de opjaagfunctie overbodig heeft gemaakt. Door deze veranderingen is het interessant om eens in te gaan op de geschiedenis van Biggekerke. Ja, Biggekerke, want de gebouwen liggen nog net op grond van deze vroegere gemeente.

De watervoorziening in de loop der tijd

Volgens overlevering was er op die plaats heel lang geleden een melaatsenkamp. Wel vinden we in de archieven betrouwbare gegevens over de vorige eeuw. In die tijd was de Industriële Revolutie gestart. Vooral de toepassing van de stoommachine bracht een geweldige verandering op tal van terreinen teweeg. Zo kwamen in Zeeland onder andere een kanaal door Walcheren, een spoorwegverbinding (1873) en ook een waterleidingbedrijf tot stand.

De Zeeuwse bevolking dronk gewoonlijk water uit de eigen regenput of regenton; bij langdurige droogte was er altijd nog de pomp op het kerkplein. De mensen waren in de regel heel secuur op hun drinkwater-voorraad en hielden de put goed schoon. In de steden, waar men dichter naast elkaar woonde, werd het moeilijker om het water zuiver te houden. Er waren daar veel bedrijfjes die roet produceerden en afvalwater loosden. Deze fabriekjes hadden ook in tijden van droogte water nodig zodat een constante aanvoer zeer wenselijk was.

Ook in Engeland, een land dat vooropliep in talrijke ontwikkelingen, had men met dit probleem te kampen. Daar ontstonden waterleidingbedrijfjes die rivierwater aan een bepaald gedeelte van de stad leverden. Het gevolg was dat de inwoners van Londen water aangeleverd kregen van verschillende maatschappijen en van diverse kwaliteiten. Zo was er in 1829 in Londen een bedrijfje dat om esthetische redenen het rivierwater eerst door een zandbed liet lopen alvorens het naar zijn klanten te sturen. In 1850 ontdekte de Londense huisarts John Snow dat er in de ene wijk veel meer cholera- en tyfusepidemieën voorkwamen dan in de andere wijk. Hij legde het verband tussen het drinken van de verschillende soorten drinkwater en de voorkomende ziekten en zo werd de bacteriezuiverende werking van een zandbed ontdekt.

Drinkwatervoorziening voor Vlissingen

Een grote hoop zand heeft bovendien de eigenschap om veel neer-vallende regen in zich te kunnen bergen, en de duinen bij Biggekerke vormen zo’n flinke hoop zand. Dat moet de Middelburgse aannemer Dirk Donkers kennelijk hebben gedacht toen in hij in 1870 een concessie verwierf van de gemeente Vlissingen om aan deze stad drinkwater te mogen leveren. Om onbekende redenen ging dit plan niet door en bleef de stad Vlissingen zijn drinkwater aanvoeren met schepen uit Dordrecht en Rotterdam. De gemeente Vlissingen had diverse redenen om de stad van goed drinkwater te voorzien. Natuurlijk speelde de rivaliteit met Middelburg een rol, maar de belangrijkste redenen waren de gezondheidszorg, het vervoer en de industrie. Wat de gezondheidszorg betreft kon men naast goed water voor het ziekenhuis ook veel water voor de in de stad gelegerde matrozen en soldaten gebruiken. Vlissingen was in die tijd een garnizoensstad.

De zeeschepen moesten in de haven drinkwater kunnen innemen voor hun bemanning en passagiers, drinkwater dat goed houdbaar bleef op hun verre reizen. Voor wat betreft het vervoer was Vlissingen een eindstation van de spoorwegen. De stoomlocomotieven moesten hun voorraad water weer op peil kunnen brengen. In de haven moesten de stoomschepen goed ketelwater kunnen bunkeren. De industrie had water nodig omdat de machines van toen veelal stoommachines waren. Deze moesten voor hun stoomketels zoet water hebben van goede kwaliteit.

De duinwaterleiding

Al deze redenen waren er misschien de oorzaak van dat de provincie en het Rijk in 1875 in Vlissingen een zoetwatertoestel lieten bouwen dat per dag 27 kubieke meter zout water veranderde in zoet water. Deze zoet-waterfabriek voldeed waarschijnlijk niet, want op 22 juli 1881 werd door de gemeente Vlissingen een concessie verleend aan J.L. Gruber, die deze concessie op 22 januari 1883 verkocht aan Adolf Hugo Jan Diemont van Dathar. Deze industrieel uit Arnhem was de kapitaalverschaffer en hij liet de technicus J.L. Gruber uit Utrecht het pompstation Biggekerke bouwen. Op 26 januari 1884 vond de officiële opening van de Vlissingsche Duinwaterleiding plaats. Het was een feestelijk moment; de schutterij speelde diverse deunen, de natte vlaggen klapperden en de toespraken werden niet bekort ondanks de neervallende regen. Als eerste sprak de heer Diemont van Dathar, die de autoriteiten en de burgervader van Vlissingen, A. Smit, verwelkomde. Laatstgenoemde bood hij het eerste glas duinwater aan. Later, op het kantoor, werden de glazen met iets anders gevuld en ter afsluiting werd de genodigden in de sociëteit “Unie” een diner aangeboden. De stad Vlissingen was de eerste Zeeuwse plaats – en landelijk de twaalfde plaats – die een eigen drinkwatervoorziening had.

De Vlissingsche Duinwaterleiding Maatschappij (V.D.M.)

De regering was zo ingenomen met het voortvarende werk van de heer Diemont van Dathar, dat hij bij Koninklijk Besluit van 19 juni 1885 werd benoemd tot burgervader van Vlissingen. Vanwege zijn slechte gezondheid aanvaardde hij de benoeming niet. In het begin van het daaropvolgende jaar overleed de oprichter van de Duinwaterleiding en ging het familiebedrijf over in een naamloze vennootschap. Door deze vennootschap werden 170 aandelen van elk 1.000 gulden uitgegeven, zijnde de koopsom en het startkapitaal van de nieuwe Vlissingsche Duinwaterleiding Maatschappij (V.D.M.). De gemeente Vlissingen verleende de nieuwe N.V. een aangepaste concessie en bedong tal van voordelen, onder andere gratis bluswater.

Het wingebied

Het ruwwaterwingebied, ook wel Prise d’eau genoemd, bestond uit een vijftal verzamelputten met een diepte van ongeveer 6,5 meter onder het maaiveld. Deze putten waren opgebouwd met op elkaar gestapelde bakstenen en hadden een middellijn van ongeveer drie meter. Zij waren aan de voet van de duinen gegraven en door uit steen gebakken verglaasde buizen met elkaar verbonden. Deze drainbuizen waren voorzien van veel kleine gaatjes en waren gelegd in gleuven, geheel omgeven door schelpen, zodat het water makkelijk kon toestromen naar de putten. Na 1887 werd het aantal putten uitgebreid tot veertien. Nu zijn het er vijftien aan de zuidzijde van de gebouwen en twintig aan de noordkant. De gemeente Vlissingen heeft voor de koop in 1932 bedongen dat de maatschappij alle putten degelijk afdekte met beton en gietijzeren luiken.


Pompstation Biggekerke

Het eerste gebouw was een van gegalvaniseerd ijzer opgetrokken machinegebouw en bevatte een stoomketel en de fundering voor een tweede stoomketel. Deze stoomketel zorgde voor de aandrijving van de pompen. Een stalen rookgasafvoer die boven het gebouw uitstak braakte roet uit over de bleek van de boerinnen. De steenkolen die het vuur onder de ketel in stand hielden, werden met bootjes via het strand aangevoerd. Een van die scheepjes is daar gezonken; bij erg laag tij kon je de gedeeltelijk vergane spanten nog zien. Op de oudst bekende foto van omstreeks 1900 zijn twee machinegebouwtjes, een kantoortje, een dienstwoning en vier overkapte langzame zandfilters te zien. Op een foto van vermoedelijk na 1912 staan vier dienstwoningen met Franse kap, waarvan die van de opzichter van het pompstation, J. Gijzels, wat groter is. Ook is een gemetselde rookgasafvoer te zien, alsmede twee aaneengeschakelde even grote machinegebouwen. De vier al eerder genoemde overdekte langzame zandfilters staan er nog steeds op en het gebouwtje met het platte dak op de voorgrond geeft toegang naar de ondergrondse reinwaterkelders. Deze zogenaamde RWK’s zijn gestort van ongewapend beton met wanden van 70 tot 120 cm dik. Tijdens de rigoureuze verbouwing in 1953 werden de langzame zandfilters vervangen door drie snelfilters en voor smaakverbetering van het water werden enige noritfilters geplaatst. In dat jaar kregen het pompstation en de dienstwoningen hun huidige vorm, op de filtergebouwen na, die nu verdwenen zijn.

De pompen

Oorspronkelijk waren twee pompen geïnstalleerd: een filterpomp die het ruwe water uit de verzamelputten op het filterbed bracht met een capaciteit van 14 kuub per uur, en een hogedrukpomp (HD-pomp) met een capaciteit van 3 kuub per uur, die het water uit de reinwaterkelder naar de stad Vlissingen pompte. Deze laatste pomp moest het water transporteren door een buis met een doorsnede van 125 mm en een lengte van 6.708 meter, langs de duinen tot een drukverhogingstoestel dat stond opgesteld ongeveer op de plaats van de voormalige Duinpoort. Bij de verkoop in 1932 stonden er twee lagedrukpompen (LD-pompen) en twee hogedrukpompen opgesteld, waarvan een LD- en een HD-pomp elk apart door een stoommachine werden aangedreven. De andere twee werden door een dieselmotor aangedreven.


Het leidingnet

Bij de opening in februari 1884 bestond het buizenleidingnet uit 6.708 meter (doorsnede 125 mm) in de duinen en 3.546 meter in de stad Vlissingen (315 m doorsnede 125 mm, 2.222 m doorsnede 100 mm en 1.009 m doorsnede 80 mm). Al een maand later werd nog een leiding gelegd door de Walstraat-Palingstraat naar de gasfabriek en via een zinker onder de Keersluis naar de ponton van de stoomvaartmaat-schappij “Zeeland”.

Het Personeel

Het personeelsbestand bestond in 1886 uit vijf personen: een directeur (de heer Gruber), een machinist, een stokerarbeider, een fitter en een arbeider. In 1899 waren er al zeven mensen in dienst van de Vlissingsche Duinwaterleiding Maatschappij: een directeur, een klerk, een chef-machinist, twee machiniststokers, een fitter en een waterbaas. In het jaar 1932, tijdens de overdracht van het particuliere bedrijf naar de gemeente, zijn er één vrouw en zeventien mannen in dienst. De laatste directeur van de V.D.M. was D.L.H. van Raalte, die in 1907 in dienst trad bij de N.V.

De financiën

De boekwaarde van de jonge onderneming was ultimo december 1884 f 119.691,33 ½. Let wel, tot op de halve cent nauwkeurig. In 1885 werd er veel afgeschreven, maar door aankopen van watermeters en een tweede stoomketel vermeerderde de boekwaarde met f 1.683,15 ½. In 1932, bij het einde van de concessie, werden als oorspronkelijke waarde van het dan bestaande onroerend goed de volgende bedragen (in guldens) vermeld:

Prise d’eau 126.693,09

6” Zinker Keersluis 7.342,07,65

Gebouwen Biggekerke 16.025,90

Watertoren 30.607,65 ½

Filters en kelders 45.442,66 ½

Hoofdbuizennet 164.384,37

Machines, Ketels, Schoorsteen 22.375,81 ½

Watermeters 48.562,19

Persleiding 88.443,13

Dienstleidingen 60.284,89

Er werden flinke winsten gemaakt door de V.D.M. De gemeente Vlissingen wilde hier ook van profiteren en op tal van manieren trachtte zij dit te bereiken onder meer door een heffing op waterleidingbuis in te voeren. Dit raadsbesluit werd in 1914 door de Kroon vernietigd. Na de concessieduur (van 1883 tot 1932) moest de gemeente Vlissingen voor de complete overname van de V.D.M. f 338.000 betalen.

De levering van drinkwater

Uniek voor ons land was dat de V.D.M. alle klanten van een watermeter voorzag. Dat werd door de toen bestaande twaalf andere maatschappijen niet toegepast, omdat met dacht dat dit klanten zou afstoten. De eerste jaren steeg de waterafzet fors, in 1884 werd er 18.379 kuub geleverd, in 1885 23.890, in 1886 27.832 en in het droge jaar 1887 46.689 kuub. In de jaren twintig nam de vraag naar goed drinkwater steeds maar toe. De V.D.M. zag het einde van haar concessie naderen en deed geen investeringen meer. Het waterwingebied van Biggekerke werd overbelast, zodat in 1932 het gemeentebedrijf water moest inkopen van het Middelburgse waterleidingbedrijf, dat haar waterwingebied Oranjezon in Vrouwenpolder had. Het water werd geleverd via de nieuwgebouwde opjager Abeele. Dit was echter niet genoeg. Bovendien moest men vanaf die tijd ook de gemeente Oost- en West-Souburg van water voorzien. Vanaf 1936 werd via een toen gebouwde opjager bij de Sloedam Brabants drinkwater aangevoerd, dat van de N.V. Waterleiding Maatschappij Zuid-Beverland werd gekocht.

Roerige tijden

Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft het pompstation Biggekerke de stad Vlissingen soms alleen van drinkwater moeten voorzien omdat de aanvoerleidingen naar de zinkers door het Kanaal door Walcheren stuk waren gebombardeerd. Het pompstation zelf leed ook veel schade door de oorlogshandelingen. Zo werden de filters zwaar beschadigd en de dienstwoningen licht tot zwaar beschadigd. Verschillende putten en drainageleidingen werden vernield en de transportleiding naar Vlissingen had door bomtreffers vele breuken, terwijl bij het voormalige fort De Nolle honderden meters buis totaal waren verdwenen. In 1953 baande de woeste zee zich een weg door de duinen naar het waterwinkanaal in Oranjezon, dat werd geëxploiteerd door het Middelburgse waterleidingbedrijf. De gevolgen waren rampzalig, de machinekamer liep volledig vol met zeewater maar veel erger was dat het wingebied door het zoute zeewater voor langere tijd verziltte. Maar Walcheren werd nog meer geteisterd, want ook de machinekamer en reinwaterkelders van opjager Sloedam liepen onder water en later viel ook de damtransportleiding van Zuid-Beveland nog uit. Alleen pompstation Biggekerke kon het toen kostbare drinkwater aan de bevolking van Walcheren blijven leveren. Het station draaide in die dagen op topcapaciteit, 4 februari was de recorddag: 2.601 kuub. Het was ware roofbouw op het wingebied, met als gevolg dat het zoutgehalte schrikbarend omhoog liep.

Het einde

De Water Maatschappij Zuidwest-Nederland (WMZ) thans Delta Nutsbedrijven, besloot op 1 mei 1980 de winning en zuivering van het duinwater te Biggekerke stop te zetten. Na bijna een eeuw trouwe dienst van levering van drinkwater aan de Walcherse bevolking viel het doek voor het pompstation. Het wingebied vormt een door de provincie ingestelde zone voor het natuurgebied als bescherming tegen de bouwlustige mensheid.

Dit artikel is met toestemming.(8 april 2008) van de redactie van de Heemkundige kring overgenomen uit hun tijdschrift: ,, De Wete ‘(jaargang 26,nr 3, p 9-15).Tevens met toestemming van en dank aan de heer P. van Tuijl uit Biggekerke, die het artikel heeft opgeschreven.

Eerder gepubliceerd in De Keuvelaar, december 1996

Eerder Geraadpleegde bronnen: Gemeentearchief Vlissingen, archief gemeente inv.nrs. 177 en 537- 544 Archief gemeente Valkenisse, archief voormalige gemeente Biggekerke 1880-1886 ’t Waterorgel’, personeelsblad van de WMZ, diverse jaargangen.Foto’s: L. Schroevers, Vlissingen en P. van Tuijl, Biggekerke